Cultuurshock.

Voor velen is het toch een schok bij het zien van de behuizing van de mensen op Bali.  Komend vanuit het rijke zuiden wordt de natuur rijker en de mensen armer. En dan zijn de huizen langs de weg meestal nog de mooiste en de beste, de echte armoede zie je in de kleine verweg dorpjes. Maak je een tocht door de heuvels of met de scooter dan zijn de huisjes klein en sober. De materialen zijn simpel en voor de afwerking is geen geld geweest. Een raam kost geld, meer dan de stenen. Een dak is van golfplaat hoe warm dat ook is gedurende de dagen dat de zon er op schijnt.  Er is meestal geen keuken, eten bereiden doe je op een vuurtje buiten. Een douche is er niet en ook een toilet zult u zelden aantreffen. Voor beide is de rivier in de buurt altijd de oplossing om de vaat te doen en te wassen en plassen.
De mensen op Bali hebben altijd schulden en zelden een spaarbankboekje.
Altijd moet er geld geleend worden. Voor een bezoek aan de dokter, voor een scooter,  voor huisraad en vooral voor een ceremonie.
Een 3 maanden ceremonie voor een baby die drie maanden op deze aarde is kost al snel 7 miljoen roepia. Dat is bijna € 600,== . Dat leent de familie, het dorp of de bank aan de ouders. Natuurlijk alleen als er een onderpand is. En dat is er meestal niet dus gaat de rente omhoog tot wel 20%.  Dus schulden zijn er altijd en de armoede blijft als een steen om de nek hangen. Het gemiddeld inkomen is laag.
Een timmerman komt met € 65, == maandelijks naar huis, een lerares op de lagere school met een gelijk bedrag maar heeft wel een pensioentje en een winkelbediende komt met nog wat minder thuis.
Daarom dus zijn de huisjes klein, is er in de winkels een beperkt aanbod en zijn er veel banken.  Toch zijn de mensen gelukkig in hun bestaan en is er weinig echte afgunst.
U als toerist zal er weinig van merken dat Bali arm is. Alleen als je goed kijkt en praat met de bevolking dan pas zie je de schaduwkant van een godeneiland aan de andere kant van onze wereld.